In de natuur ben je nooit alleen

Houtskoolbranders

Houtskoolbranders

Houtskoolbranders op de Hooge Veluwe

Een familiegeheim

Te midden van de ongerepte natuur van het Nationale Park De Hooge Veluwe is de laatste weken in het heuvelachtige landschap, in de buurt van de Pampelt, de houtskoolbrandersfamilie Schuurkamp uit Hierden druk in de weer geweest om een kamp in te richten. Gedurende eenige weken zal men zich daar bezig houden met het al-oude ambacht: het houtskoolbranden.

Weken van te voren, nadat het dennenbosch gekapt was, zijn vele arbeiders bezig geweest om het hout van de schil te ontdoen en op de juiste maat, plm 1.60 m, te zagen. Toen het zoover was, kwamen de branders. Ze bouwden hun plaggehut midden in het bosch. In de hut leven de branders nu gedurende het geheeleverkolings-proces. Ze hebben er hun potje, spelen er een spelletje kaart en lezen er hun krantje.

In de Veluwsche plaggenhut bij warme koolhoopen is het koel en smoek. De mannen jassen hun piepers, die aanstonds buiten de hut boven een houtvuur worden gaar gekookt. Dan komen er spek en karnemelk bij. Het menu van de kolenbranders.

Een beambte van “De Hooge Veluwe” is bij hen op bezoek.







Het houtskoolbrandersberoep is een van de weinige beroepen, waarin concurrentie is uitgesloten, waarvoor geen bindende arbeidscontracten noch wettelijke regelingen noodig zijn. De leden der houtkoolsbranders-familie Schuurkamp toch zijn de eenige overgebleven beoefenaars van dit vak, dat steeds van vader op zoon is overgegaan. Vroeger werkten ze voor eigen rekening, doch nu de vraag naar het product vooral de laatste jaren weer is gestegen, werken zij voor rekening van den heer Beekman te Uddel, die voor den aankoop van het benoodigde hout en de bewerking zorgt, zoodat de branders slechts te zorgen hebben voor het eigenlijke verkolingsproces.

Een oud vak

Het is een oud vak, waarvan deze vier menschen alleen het geheim kennen. Zorgvuldig waken zij er voor, dat anderen hun de kunst niet afkijken. Het geheim zit allereerst in de wijze, waarop de houtmassa wordt opgestapeld. Om enkele houten palen wordt het hout in den vorm van een stompen kegel opgestapeld. Dit stapelen moet zoo geschieden, dat, wanneer straks het verbrandingsproces begonnen is, het geheel naar het midden langzaam ineenzakt. In het midden heeft men een ruimte open gehouden, die als schoorsteen dienst doet en van deze opening – het trekgat – loopen kanalen naar den omtrek van den meiler (den technischen naam van den houtstapel).

Gerrit Schuurkamp, de oudste der kolenbranders, roert in den trekschoorsteen van den hoop. Zijn helper draagt het hout aan, waarmee deze tweemaal daags wordt gestopt. Geurige rookwolken ontwijken uit het dekselgat. Het zand en de plaggen zijn warm van het inwendige vuur.

 Waarop lijken deze zandbulten? Het meeste nog op kraters, doch het zijn doodgewone houtskoolhoopen en zij staan opgesteld op een open plek in een bosch van het Nationale Park “De Hooge Veluwe”.

Het trekgat wordt met kort hout gevuld en van boven afgedekt met een ijzeren deksel. In het trekgat wordt met wat gemakkelijk brandbaar hout een vuur ontstoken, dat geleidelijk naar beneden doorbrandt. Voordat het vuur wordt ontstoken is echter de geheele houtstapel met plaggen afgedekt, die daarna nog weer door een laag nat zand of indien aanwezig met leem wordt bedekt. Zoo krijgt men een geheel, dat uit de verte den indruk maakt van een hooi-opper. Deze stapels zijn ongeveer 3 m hoog met een middellijn van plm. 12 m. Voor iederen meiler wordt ongeveer 30 m3 hout gebruikt. Zoodra met het branden is begonnen, wordt de trek geregeld door de kanalen, die op kleine afstanden rondom in den meiler zijn aangebracht. Deze trekgaten eischen de voortdurende aandacht van de branders, omdat daarmede het geheele verkolingsproces geregeld wordt. Dit geschiedt door deze openingen steeds gedeeltelijk naar de windzijde dicht te houden. De richting van den wind moet daarom zorgvuldig worden gevolgd. Dit maakt het noodig, dat de branders dag en nacht op hun post zijn.

Zóó regelt de kolenbrander den luchttoevoer voor het inwendige vuur van zijn aarden retort. Hij houdt rekening met de windrichting en met de hevigheid van de gloed. Dit is een bedrijf, dat veel vakkennis en zorg vraagt. De bedrevenheid gaat van vader op zoon over.Er zijn nog maar enkele kolenbranders in ons land en zij behooren tot één familie.

Te veel trek zou het hout kunnen doen ontvlammen, terwijl natuurlijk het vuur evenmin uit mag gaan, waarom geregeld nieuwe houtblokken in het trekgat worden geworpen. Uit de kleur en den reuk van den rook, die ondanks de afsluiting van het trekgat boven uit den meiler opkringelt, maakt de brander op hoe het er van binnen bij staat. Zij zijn daarin zoo getraind, dat mislukking niet voorkomt.

Het proces

Het gehele proces duurt 2 á 3 weken. Dan wordt het vuur gedoofd en wordt de meiler geleidelijk ontmanteld. Dit is reeds gedeeltelijk gedurende de verbranding geschied, doordat men het zand, naarmate het vuur zakt, van boven naar beneden haalt. Ook de trekgaten, die aanvankelijk boven in de hoop zijn aangebracht, worden steeds lager aangebracht, zoodat ze steeds met den vuurhaard correspondeeren. Iedere meiler levert ongeveer een wagen houtskool op.

In den regel wordt voor het verkrijgen van houtskool dennehout gebruikt. Dit hangt echter af van het doel, waarvoor de houtskool noodig is. Zoo kunnen de kleermakers voor hun houtskoolstrijkijzers, die vooral op het platteland nog veel worden gebruikt, alleen berken-houtskool van linden of kastanje-hout gebezigd worden. In hoofdzaak wordt houtskool gebruikt als brandstof, doch behalve voor teekenen wordt het ook gebruikt in metaalsmelterijen om metaaloxyden te reduceeren, in de ijzerindustrie, in distilleerderijen, bij de vervaardiging van gasmaskers. Om zijn belangrijk absorbeer-vermogen wordt het nog voor velerlei andere doeleinden gebruikt.

Het houtskoolbranden is noch aan tijd, noch aan plaats gebonden. Overal waar voldoende hout aanwezig is kan de brander zijn bedrijf uit oefenen en daarom trekken deze vier branders dan ook geregeld van de eene plaats naar de andere om hun meilers op te bouwen en te verzorgen. Deze wijze van houtskoolbranden wordt in hoofdzaak nog in ons land gevolgd en in die boschrijke streken elders, waar het vervoer van het hout te kostbaar zou zijn, zoodat men beter ter plaatse, midden in de bosschen, het branden kan doen verrichten.

Een primitief ambacht

De wetenschap heeft echter reeds lang betere en meer winstgevende systemen uitgevonden, zoodat men tegenwoordig het hout meestal verhit in gasretorten, waarbij men dan ook den rook, die hier de lucht ingaat, opvangt. Immers, die rook bevat zeer vele kostbare stoffen, welke volgens chemische processen daaruit kunnen worden verkregen. Moderne branderijen krijgen dan ook nevens houtskool nog vele andere producten, als houtteer, aceton, methylalcohol, azijnzuur enz.

Intusschen zullen ongetwijfeld velen eens kennis willen maken met een der meest primitieve ambachten, vooral nu daartoe juist in het vacantie-seizoen zulk een gemakkelijke gelegenheid wordt geboden. Wanneer men een van de hoofdwegen door het uitgestrekte gebied, den weg van Hoenderlo naar Otterlo of naar Oud-Reemst volgt, komt men van zelf bij de oude boerderij De Pampelt (in de onmiddelijke nabijheid ligt ook het Kröller-Museum). Daar vindt men steeds een vriendelijken gids, die de bezoekers gaarne terecht helpt. Van de Pampelt is het slechts een paar honderd meter het bosch in. Wanneer men over eenige heuvels is geklauterd ziet men plotseling voor zich een vlakte, waarin zeven meilers, die doen denken aan een kraaldorp in het binnenland van Zuid-Afrika.

Eenige houtskool meilers op de Hooge Veluwe





Een van de branders is steeds in de buurt en gaarne bereid, den bezoekers een en ander omtrent het branden te vertellen.

Bron

delpher.nl (tekst en foto’s; diverse kranten)



© Harry Schoel 2012